Welke soorten hebben we?

Over de hele wereld zijn er duizenden verschillende plantensoorten. En er worden nog steeds nieuwe soorten ontdekt! Elke soort is weer anders. Sommige planten worden heel hoog, andere kruipen over de grond. Er zijn er die honderden jaren oud kunnen worden. Maar er zijn ook planten die maar een jaar leven en dan sterven. Al deze plantensoorten kun je indelen in de volgende groepen:

Eenjarige planten

zonnebloem Een eenjarige plant leeft maar één jaar. Als je hem zaait zal hij in hetzelfde jaar nog bloeien. Het is dus een plant die heel snel groeit. Handig voor in de schooltuin! Als de plant uitgebloeid is maakt hij zaadjes. Daarna sterft hij. Maar uit de zaadjes groeien het volgende jaar weer nieuwe planten. Zo blijft de plant toch bestaan. Een voorbeeld van een eenjarige plant is de zonnebloem.

Tweejarige planten

stokroos Je raadt het waarschijnlijk al. Een tweejarige plant leeft twee jaar. Meestal bloeit hij niet in het jaar dat je hem zaait. Het eerste jaar groeit hij alleen maar en maakt hij bladeren. In het tweede jaar bloeit de plant pas. Daarna maakt hij zaden en sterft hij. Gelukkig groeien uit de zaadjes het volgende jaar weer nieuwe planten. Een voorbeeld van een tweejarige plant is de stokroos.

Vaste planten

monnikskap Een vaste plant leeft meer dan twee jaar. De meeste vaste planten sterven elke winter boven de grond af. De bladeren en stengels gaan dus ieder jaar dood. Maar de wortels in de grond blijven leven. Daar groeien in het voorjaar dan weer nieuwe stengels en bladeren uit. Een voorbeeld van een vaste plant is de monnikskap.

Bol- en knolgewassen

tulp Deze planten overleven op een speciale manier. Ze slaan namelijk reservevoedsel op in een bol of knol die (meestal) in de grond zit. In de winter sterven de planten boven de grond af. Met het reservevoedsel kunnen ze het volgende jaar weer nieuwe stengels, bladeren en bloemen maken. Een voorbeeld van een bolplant is de tulp. Een voorbeeld van een knolplant is de krokus. Lees over bollen en knollen ook de volgende pagina.

Bomen en struiken

boomstammen Dit is een hele grote groep. Net als vaste planten leven ze meer dan twee jaar. Wat is dan het verschil? Bomen en struiken worden van hout. Ze worden daarom ook wel houtige gewassen genoemd. Vaste planten veranderen niet in hout, de stengels blijven groen en buigzaam. Omdat bomen en struiken in hout veranderen zijn ze sterk en kunnen ze veel groter en hoger worden dan vaste planten.

Wist je dat?

sequoia sempervirens Sommige soorten bomen kunnen heel hoog worden. De kustmammoetboom (Sequoia sempervirens) is er zo een. In Amerika staat een kustmammoetboom van ongeveer 115 meter hoog! Dat is op dit moment de hoogste boom ter wereld.

toon extra informatie voor docenten

verberg extra informatie voor docenten

Informatie voor docenten

De eenjarige, tweejarige en vaste planten worden ook wel kruidachtige gewassen genoemd, omdat ze niet verhouten. Bomen en struiken vallen onder de houtige gewassen. Tot zover is het een duidelijk verhaal. Maar elke indeling heeft zijn uitzonderingen. Zo is er een groep planten die halfheesters worden genoemd.

Halfheesters zitten ergens tussen de vaste planten en de heesters in. Het woord ‘heesters’ kan hier overigens worden opgevat als ‘struiken’. Halfheesters verhouten aan de onderkant, maar het bovenste gedeelte is kruidachtig, zoals bij vaste planten. Dit kruidachtige gedeelte is gevoelig voor vorst en kan daarom in de winter afsterven. Hoewel het verschil tussen een heester, een halfheester en een vaste plant niet altijd even duidelijk is, worden tijm, rozemarijn en lavendel meestal toch wel onder de halfheesters geschaard. Deze drie planten worden kort beschreven op de leerlingenpagina over kruiden.