Vermeerderen

vermeerderenPlanten zijn heel bijzonder. Ze hebben namelijk allerlei manieren bedacht om zichzelf te vermenigvuldigen. Eén van die manieren is natuurlijk zaaien. De meeste planten produceren een heleboel zaadjes. Uit elk zaadje kan een nieuwe plant groeien. Zo komen er dus steeds meer planten bij. Maar....het kan ook anders. Veel planten kunnen zichzelf klonen!

Klonen — dat doen planten zelf!

Sommige planten maken stengels die plat over de grond kruipen. Aardbeienplanten doen dat bijvoorbeeld. Aan het eind van die stengels groeien nieuwe planten. aardbeienplant En die planten maken ook weer stengels met nieuwe planten. En zo kruipen de planten voort over de grond tot je hele tuin vol staat! Lekker makkelijk toch? Brandnetels doen trouwens hetzelfde. Alleen lopen hun stengels net onder de grond. (Zulke stengels worden wortelstokken genoemd.) Op plekken waar de stengels naar boven buigen, groeien nieuwe brandnetels.

knoflook Bollen en knollen zijn ook erg goed in klonen. Als je bijvoorbeeld een aardappel in de grond stopt (dat is een knol) groeien er vanzelf meer aardappels aan. Uit elke aardappel kan weer een nieuwe plant groeien. En nieuwe aardappels natuurlijk! Zo krijg je er vanzelf steeds meer. En een bolplant maakt onder de grond vaak nieuwe bolletjes. Weet je wat ook leuk is? Uit een knoflookteentje kan een hele knoflookbol groeien! Als je van een bol alle teentjes apart in de grond stopt krijg je dus een heleboel nieuwe bollen. Probeer het maar eens uit.

Klonen — help de plant een handje

stekjes Je kunt ook zelf planten klonen. Dat doe je bijvoorbeeld door een stuk van een stengel af te knippen. Als je die in een potje met water zet, zul je zien dat er worteltjes aan komen! Uit dat kleine stukje stengel groeit dus een hele nieuwe plant. Deze manier van klonen heet ‘stekken’. Soms lukt het ook met een deel van een wortel. Vooral als het een dikke, vlezige wortel is. Daar snij je dan een stuk vanaf en dat stop je weer in de grond. Ook daar kan een nieuwe plant uit groeien. Maar je kunt niet alle planten zo makkelijk stekken hoor. Het lukt lang niet altijd.

Een andere manier van klonen is ‘scheuren’. Dat lukt vooral goed bij planten die een dikke pol vormen. Die graaf je uit en trek je uit elkaar. Alle kleine polletjes zet je weer apart in de grond. Je hebt de plant dus in stukken verdeeld. Al die stukken zullen weer snel tot grote planten uitgroeien.

Wist je dat?

weefselkweek Planten worden ook wel eens in het laboratorium gekloond. Er worden dan hele kleine stukjes van een plant gehaald. Hiernaast zie je bijvoorbeeld weefsel van een wortel. Deze stukjes groeien uiteindelijk uit tot nieuwe planten.

toon extra informatie voor docenten

verberg extra informatie voor docenten

Informatie voor docenten

Dat planten zichzelf uitzaaien is natuurlijk bekend. Door hun zaden te verspreiden doen ze in feite aan geslachtelijke voortplanting. Een plant kan immers pas zaad vormen na de bevruchting door stuifmeel. Deze manier van voortplanten wordt ook wel generatieve vermeerdering genoemd. Meer daarover is te lezen op de pagina Zaaien. Sommige planten kunnen zichzelf echter ook ongeslachtelijk voortplanten. Dat wordt vegetatieve vermeerdering genoemd. Bij deze methode hebben alle nieuw ontstane planten precies hetzelfde genetisch materiaal als de ouderplant. Ze komen er dus hetzelfde uit te zien. Bij zaaien is dat vaak toch even afwachten.

Een voorbeeld van vegetatieve vermeerdering in de natuur is het vormen van uitlopers en wortelstokken. Uitlopers zijn horizontaal groeiende stengels die aan de uiteinden nieuwe planten ontwikkelen. Aardbeien breiden zich bijvoorbeeld op deze manier uit. Wortelstokken werken volgens hetzelfde principe, alleen lopen deze stengels net onder de grond. De brandnetel en witte dovenetel zijn voorbeelden van planten met deze uitbreidingsmethode.

Ook bollen en knollen zijn goed in vegetatieve vermeerdering. Denk bijvoorbeeld aan de aardappel, die op allerlei plekken uitlopers vormt met nieuwe aardappels. En de krokus, eveneens een knol, vormt elk jaar nieuwe knolletjes bovenop de oude, leeggezogen knol. Uit een bol, zoals de tulp, ontstaan vaak meerdere nieuwe bolletjes. Het komt echter ook voor dat een bol ieder jaar het aantal ‘rokken’ uitbreidt. De bol van de hyacint bijvoorbeeld wordt zo steeds wat groter.

Planten die zichzelf niet zo makkelijk vegetatief vermeerderen kunnen door de mens een handje worden geholpen. Er zijn verschillende methodes. De bekendste daarvan is waarschijnlijk de scheutstek. Daarbij wordt een deel van de stengel van een plant geknipt en opnieuw geplant. Het is soms ook mogelijk om een deel van de wortel te nemen. Meer over stekken leest u op de website Neêrlands Tuin.

Vaste planten kunnen vaak goed worden gescheurd. Daarbij wordt de pol in delen uiteen getrokken. Die delen worden opnieuw geplant. Omdat alle polletjes zichzelf weer naar alle kanten uitbreiden heb je sneller meer planten dan als je alleen die ene grote pol zichzelf laat uitbreiden. Meer over scheuren is wederom te vinden op de website Neêrlands Tuin.

Tot slot is er dan nog ‘in vitrocultuur’, ook wel weefselkweek genoemd. Deze vorm van vegetatieve vermeerdering vindt in een laboratorium plaats. Delen van planten worden in een gecontroleerde, steriele omgeving vermeerderd en vervolgens verder opgekweekt. Uit een enkele cel kan zo een volledige plant ontstaan. Op deze manier wordt uit het beste, gezonde en virusvrije materiaal een grote hoeveelheid uniforme planten gekweekt.