Vermeerderen

Dat planten zichzelf uitzaaien is natuurlijk bekend. Door hun zaden te verspreiden doen ze in feite aan geslachtelijke voortplanting. Een plant kan immers pas zaad vormen na de bevruchting door stuifmeel. Deze manier van voortplanten wordt ook wel generatieve vermeerdering genoemd. Meer daarover is te lezen op de pagina Zaaien. Sommige planten kunnen zichzelf echter ook ongeslachtelijk voortplanten. Dat wordt vegetatieve vermeerdering genoemd. Bij deze methode hebben alle nieuw ontstane planten precies hetzelfde genetisch materiaal als de ouderplant. Ze komen er dus hetzelfde uit te zien. Bij zaaien is dat vaak toch even afwachten.

Een voorbeeld van vegetatieve vermeerdering in de natuur is het vormen van uitlopers en wortelstokken. Uitlopers zijn horizontaal groeiende stengels die aan de uiteinden nieuwe planten ontwikkelen. Aardbeien breiden zich bijvoorbeeld op deze manier uit. Wortelstokken werken volgens hetzelfde principe, alleen lopen deze stengels net onder de grond. De brandnetel en witte dovenetel zijn voorbeelden van planten met deze uitbreidingsmethode.

Ook bollen en knollen zijn goed in vegetatieve vermeerdering. Denk bijvoorbeeld aan de aardappel, die op allerlei plekken uitlopers vormt met nieuwe aardappels. En de krokus, eveneens een knol, vormt elk jaar nieuwe knolletjes bovenop de oude, leeggezogen knol. Uit een bol, zoals de tulp, ontstaan vaak meerdere nieuwe bolletjes. Het komt echter ook voor dat een bol ieder jaar het aantal ‘rokken’ uitbreidt. De bol van de hyacint bijvoorbeeld wordt zo steeds wat groter.

Planten die zichzelf niet zo makkelijk vegetatief vermeerderen kunnen door de mens een handje worden geholpen. Er zijn verschillende methodes. De bekendste daarvan is waarschijnlijk de scheutstek. Daarbij wordt een deel van de stengel van een plant geknipt en opnieuw geplant. Het is soms ook mogelijk om een deel van de wortel te nemen. Meer over stekken leest u op de website Neêrlands Tuin.

Vaste planten kunnen vaak goed worden gescheurd. Daarbij wordt de pol in delen uiteen getrokken. Die delen worden opnieuw geplant. Omdat alle polletjes zichzelf weer naar alle kanten uitbreiden heb je sneller meer planten dan als je alleen die ene grote pol zichzelf laat uitbreiden. Meer over scheuren is wederom te vinden op de website Neêrlands Tuin.

Tot slot is er dan nog ‘in vitrocultuur’, ook wel weefselkweek genoemd. Deze vorm van vegetatieve vermeerdering vindt in een laboratorium plaats. Delen van planten worden in een gecontroleerde, steriele omgeving vermeerderd en vervolgens verder opgekweekt. Uit een enkele cel kan zo een volledige plant ontstaan. Op deze manier wordt uit het beste, gezonde en virusvrije materiaal een grote hoeveelheid uniforme planten gekweekt.