Ziekten en plagen

Niets is erger dan de kinderen te moeten teleurstellen omdat de gewassen in de tuin worden aangetast door een plaag of ziekte. Gelukkig is deze situatie vaak — niet altijd — te voorkomen.

Onder plagen worden meestal dieren verstaan die de plant aanvreten of anderszins schade toebrengen. Je kunt bijvoorbeeld last hebben van een luizen- of rupsenplaag. Waarom een plaag ineens de kop opsteekt is niet altijd duidelijk. Hij komt en gaat, afhankelijk van de klimatologische omstandigheden. Er zit vaak niets anders op dan de plaag zo goed, en snel, mogelijk te bestrijden.

Van een ziekte wordt gesproken als de plant besmet is door een ziekteverwekker. De belangrijkste veroorzaker van plantenziekten is de schimmel, maar er kan ook sprake zijn van bijvoorbeeld een bacterie of virus. Ziekten treden echter vooral op bij planten die niet onder de juiste omstandigheden kunnen groeien en daardoor verzwakt zijn. U kunt dus veel leed voorkomen door te zorgen voor optimale groeiomstandigheden.

Elke plant stelt in principe zijn eigen eisen aan de groeiomstandigheden, zoals de hoeveelheid licht, vocht en voedingsstoffen. Een gezonde bodem is echter voor elke plant van belang. Daarbij moet u denken aan de aanwezigheid van voldoende organisch materiaal en een luchtige structuur zodat zuurstof kan toetreden en een teveel aan water weg kan stromen. Zorg er verder voor dat de planten niet te dicht op elkaar staan. De bladeren blijven anders te lang vochtig waardoor schimmels hun slag kunnen slaan.

De kans op ziekten kan ook worden verminderd door vruchtwisseling toe te passen. Dat houdt in dat er verschillende gewassen na elkaar op een plek worden geteeld. Zo krijgen ziekteverwekkers, die zich op de ene plant beter thuis voelen dan op de andere, geen kans om zich te ontwikkelen. U kunt dus beter niet twee keer achter elkaar dezelfde groente op een plek verbouwen. Welke groenten tot dezelfde groep behoren en dus beter niet na elkaar kunnen worden geteeld, vindt u bijvoorbeeld op de website Groen.net. Bijkomend voordeel van vruchtwisseling is dat de grond minder snel uitgeput raakt. Elke groente gebruikt namelijk weer andere voedingsstoffen.

Let op! Zijn er toch planten ziek geworden? Gooi deze dan niet op de composthoop. Anders verspreidt u de ziektekiemen later weer samen met de compost over de tuin.

Tip:

Bladluizen zijn natuurlijk heel vervelend in de tuin. Maar u kunt de gelegenheid wel aangrijpen om ze eens van iets dichterbij te bekijken. Neem een vergrootglas mee en vraag de leerlingen of ze kunnen bedenken wat voor dieren het zijn (insecten). Bovendien zijn er veel grappige dingen over luizen te vertellen. Zo worden ze veelvuldig ‘gemolken’ door mieren die gek zijn op de zoete stof die ze uitscheiden. Meer informatie over de luis is te vinden op Wikipedia.