Ziekten en plagen

Tuinieren is best veel werk. Planten moeten namelijk goed verzorgd worden. Natuurlijk hebben ze water en voedingsstoffen nodig. Maar je moet ze ook beschermen tegen schadelijke dieren en ziektes.

rupsen Dieren doen vaak nuttig werk in de tuin. Maar er zijn ook dieren die planten beschadigen. Zo eten slakken en rupsen grote gaten in bladeren. De rups van het koolwitje is bijvoorbeeld — je raadt het al — gek op kool. Rupsen kunnen een plant zelfs helemaal kaal vreten. Dan blijft er niks voor jou over! Als er heel veel plantenetertjes in de tuin zitten dan noem je dat een plaag.

bladluis Ook hele kleine diertjes kunnen een plaag vormen. De bladluis is zo’n diertje, een insect van maar een paar millimeter groot. Met zijn snuit zuigt hij sap uit de plant. Van één zo’n diertje merkt een plant natuurlijk niets. Maar een bladluis kan zich heel snel vermenigvuldigen. Binnen een paar weken zitten er honderden luizen op een plant. Die kan dan stoppen met groeien en zelfs dood gaan. Zoek naar luizen op de onderkant van sappige, jonge blaadjes. Daar zitten ze het liefst.

meeldauw Net als mensen kunnen planten ziek worden door virussen en bacteriën. En heb jij wel eens voetschimmel gehad? Planten kunnen ook last krijgen van schimmel (een andere soort). Soms tast de schimmel de wortels van de plant aan, dat heet knolvoet. Maar ook op de bovengrondse delen van de plant komt vaak schimmel voor. De bladeren krijgen dan vlekken en uiteindelijk vallen ze zelfs af.

Als de plant het naar zijn zin heeft is hij minder vatbaar voor ziektes. Het is daarom belangrijk dat de groeiomstandigheden goed zijn. Als er veel beestjes in de grond zitten is dat meestal een goed teken. Zij recyclen plantenresten en zorgen zo voor voedingsstoffen in de bodem. Met het graven van gangetjes maken ze de grond luchtig. Als het hard heeft geregend kan het water dan snel wegzakken. Dat is maar goed ook, want de meeste planten staan niet graag in een plas water. Laat die wormen dus maar lekker hun gang gaan!

Wist je dat?

heksenbezem Kijk in de winter eens goed naar de berkenbomen (bomen met een witte stam). Soms zie je dikke kluwen twijgjes aan de takken zitten. Dat zijn heksenbezems. Ze worden veroorzaakt door een schimmel. Zo’n boom is dus eigenlijk ziek. Op de foto zie je rechts een heksenbezem en links een vogelnest.

toon extra informatie voor docenten

verberg extra informatie voor docenten

Informatie voor docenten

Niets is erger dan de kinderen te moeten teleurstellen omdat de gewassen in de tuin worden aangetast door een plaag of ziekte. Gelukkig is deze situatie vaak — niet altijd — te voorkomen.

Onder plagen worden meestal dieren verstaan die de plant aanvreten of anderszins schade toebrengen. Je kunt bijvoorbeeld last hebben van een luizen- of rupsenplaag. Waarom een plaag ineens de kop opsteekt is niet altijd duidelijk. Hij komt en gaat, afhankelijk van de klimatologische omstandigheden. Er zit vaak niets anders op dan de plaag zo goed, en snel, mogelijk te bestrijden.

Van een ziekte wordt gesproken als de plant besmet is door een ziekteverwekker. De belangrijkste veroorzaker van plantenziekten is de schimmel, maar er kan ook sprake zijn van bijvoorbeeld een bacterie of virus. Ziekten treden echter vooral op bij planten die niet onder de juiste omstandigheden kunnen groeien en daardoor verzwakt zijn. U kunt dus veel leed voorkomen door te zorgen voor optimale groeiomstandigheden.

Elke plant stelt in principe zijn eigen eisen aan de groeiomstandigheden, zoals de hoeveelheid licht, vocht en voedingsstoffen. Een gezonde bodem is echter voor elke plant van belang. Daarbij moet u denken aan de aanwezigheid van voldoende organisch materiaal en een luchtige structuur zodat zuurstof kan toetreden en een teveel aan water weg kan stromen. Zorg er verder voor dat de planten niet te dicht op elkaar staan. De bladeren blijven anders te lang vochtig waardoor schimmels hun slag kunnen slaan.

De kans op ziekten kan ook worden verminderd door vruchtwisseling toe te passen. Dat houdt in dat er verschillende gewassen na elkaar op een plek worden geteeld. Zo krijgen ziekteverwekkers, die zich op de ene plant beter thuis voelen dan op de andere, geen kans om zich te ontwikkelen. U kunt dus beter niet twee keer achter elkaar dezelfde groente op een plek verbouwen. Welke groenten tot dezelfde groep behoren en dus beter niet na elkaar kunnen worden geteeld, vindt u bijvoorbeeld op de website Groen.net. Bijkomend voordeel van vruchtwisseling is dat de grond minder snel uitgeput raakt. Elke groente gebruikt namelijk weer andere voedingsstoffen.

Let op! Zijn er toch planten ziek geworden? Gooi deze dan niet op de composthoop. Anders verspreidt u de ziektekiemen later weer samen met de compost over de tuin.

Tip:

Bladluizen zijn natuurlijk heel vervelend in de tuin. Maar u kunt de gelegenheid wel aangrijpen om ze eens van iets dichterbij te bekijken. Neem een vergrootglas mee en vraag de leerlingen of ze kunnen bedenken wat voor dieren het zijn (insecten). Bovendien zijn er veel grappige dingen over luizen te vertellen. Zo worden ze veelvuldig ‘gemolken’ door mieren die gek zijn op de zoete stof die ze uitscheiden. Meer informatie over de luis is te vinden op Wikipedia.